fbpx
VH in het nieuws

Motief | mei 2021 Antroposofie is geen ideologie

Vrije-hogeschool-motief-2021

12/05/21

In het dagblad Trouw verscheen 27 februari een essay met de titel Désanne van Brederode is verbijsterd: corona drijft antropo­sofen in extreemrechtse armen. In dit artikel wil ik- zelf antropo­soof – in dialoog gaan over de vragen die Désanne van Bredero­de stelt, maar ook over de vraag die het essay oproept.

Het artikel deed stof opwaaien in antroposofische kringen en daarbuiten. Veel mensen komen op een heel laagdrempelige manier met de antroposofie in aanraking als zij hun kinderen naar vrijescholen sturen, voeding kopen die afkomstig is uit de biologisch-dynamische landbouw, of als zij nadenken over positieve gezondheid. Je gaat dan toch wel even achter je oren krabben als je in de krant leest dat je – hoe zijdelings dan ook – betrokken bent geraakt bij ‘extreem rechtse kringen’.

Wie zijn wij in de ogen van de ander
Désanne van Brederode is een bekend filosoof en essayist en als voormalig voorzitter van de lona Stichting al vele jaren betrok­ken bij de antroposofie. Daarnaast is ze een getalenteerd roman­cier die er niet voor terugschrikt controversiële thema’s aan te kaarten. Thema’s waar we sinds 9/71 als nooit tevoren mee te maken hebben, zijn de strijd tegen extremisme, en de steeds urgenter wordende vraag: ‘wie zijn wij in de ogen van de Ander?’ ‘Wij antroposofen’, ‘wij Nederlanders’, ‘wij intellectuelen’, ‘wij Europeanen’. iedere categorie kent zijn eigen karikaturen, zijn eigen schaamte en zijn eigen verdriet.
De vraag ‘wie zijn wij in de ogen van de ander’ wordt niet alleen in het Trouw-essay, maar ook in de romans van Van Brederode steeds opnieuw aan de orde gesteld. Zo ook in de roman Stille Zaterdag (2011). In dit boek maakt de schrijfster op indringende wijze de blik van de ander op het zelf voelbaar. Terwijl de pro­testantse hoofdpersoon Sara Mijland, burgemeester van een provinciehoofdstad, een journalist inwijdt in het burgemeester­sambt, denkt de verliefd wordende journalist: ‘Wat Mij land ook deed of naliet, wat ze ook zei of verzweeg: iedereen haalde er altijd weer haar godsdienst bij – dat ze een vrouw was, gehuwd en moeder bovendien, leek van minder belang. Zelden zei nog iemand dat het voor de hoofdstad pleitte dat de burgervader voor de eerste keer een vrouw was. Van die gimmick was de lol allang af. Liever klaagde men over, inderdaad, dat stomme geloof [ … ]: De hoofdpersoon, kortom, wordt geframed, in dit geval als christen.


Als Mijland ééndimensionaal is in de ogen van de burgers van de provinciestad, is dat het gevolg van het beperkte discours van de provincie. De publieke opinie draait om de herkenning van dat discours. Alle romans van alle tijden draaien echter om het raadsel van het ‘Ik’. En dat is de overeenkomst van de roman met antroposofie. Sara Mijland confronteert ons met de vraag: wat is de essentie van Sara Mij land? Een interessante vraag, beli­chaamd door een gelaagd personage, dat het aandurft christen en daarmee controversieel te zijn in een provinciestad, waar men de dingen graag in het midden laat. Wat zou er gebeuren als de auteur Van Brederode niet een protestantse hoofdpersoon, maar een antroposofische hoofdpersoon tot burgemeester zou maken? Hoe zou zij Mijland moeten profileren om de complexi­teit van dit personage recht te doen? Zou Mijland het moeten opnemen tegen sceptische rationalisten? Of zou Mijland wor­den geframed als ‘complotdenker’, ‘5G-terrorist’ of erger nog: ‘rechtsextremist’ ? Is een antroposofische burgemeester über­haupt denkbaar?


Terug naar hoe het begon. We waren in lockdown, en Désanne greep, net als wij, de lockdown aan om lange telefoongesprek­ken te voeren met haar vrienden. En terwijl we onze bel bundel steeds hoger opwaardeerden, werden er heel wat speculatieve mails de wereld ingestuurd. We kennen die mails allemaal en we kennen ook allemaal de beelden van de coronademonstraties in Berlijn of op het Museumplein, die steeds grimmiger worden neergeslagen. Désanne echter las in die periode tevens de brie­ven van Goebbels en de boeken van nazistische partijideologen. En dat bracht haar tot het inzicht dat er een causaal verband is tussen die demonstraties, die speculatieve mails, en de ontboe­zemingen van deze nazi-ideologen. ‘Met een paar gebundelde opstellen en redevoeringen van Joseph Goebbels [ … ] binnen handbereik, beleefde ik meer dan slechts een vage déjà vu; aldus Désanne. Correlatie tussen gebeurtenissen die zich gelijktijdig voordoen is echter nog geen causatie. Niet alleen complotden­kers lijken dit wel eens te vergeten, essayisten ook.

Alternatieve feiten
Het is al een tijdje gaande: steeds meer opiniemakers hebben ‘het gewone volk’ ontdekt dat in ‘alternatieve feiten’ is gaan geloven, en elke mate van rationaliteit uit het oog zou hebben verloren in hun wantrouwen tegen de elites, hun onverschillig­heid tegenover de waarheid, en hun geestdrift voor de eigen identiteit. Maar wat men intussen vergeet, aldus de uitstekende analyse van Bruno Latour,’ is dat ‘het volk’ zonder scrupules is verraden door degenen die het idee hebben opgegeven dat de modernisering van de planeet daadwerkelijk samen met iedereen gerealiseerd kan worden.
De rationele geesten die ‘hun verstand’ zijn blijven gebruiken en verontwaardigd zijn over de ‘stompzinnigheid’ van een hersen­loze massa, worden door Latour uitgenodigd opnieuw te leren kijken. Geloven we werkelijk dat ‘feiten’ tegenover ‘alternatie­ve feiten’ op eigen kracht standhouden, zonder een gedeelde wereld? Zonder instituties, zonder openbaar leven, zonder goed onderwijs, zonder gemeenschapsleven, waarin die gedeelde fei­ten ook leven?
Het heeft geen zin verbijsterd te zijn over mensen die geloven in ‘alternatieve feiten’, zolang deze mensen daadwerkelijk leven in een alternatieve wereld, een wereld waarin de verzorgings­staat is opgeheven ten behoeve van het wilde westen van het neoliberalisme, terwijl dat in de wereld van de verstandigen niet het geval is. Feiten houden alleen stand als ze worden gedragen door betrouwbare instituties en door een min of meer fatsoen­lijk openbaar leven, aldus Latour. Ze zijn met andere woorden per definitie vloeibaar.
Voordat we ‘het volk’, of op kleinere schaal een groep bezorgde antroposofen, ervan beschuldigen rechtsextremistisch te zijn geworden, moeten we misschien eerst het effect peilen van het geweldige verraad dat het ‘gewone volk’ heeft moeten onder­gaan.
Mensen met kwetsbare kinderen zaten een jaar lang opgesloten in kleine appartementen, driehoog. Zonder tuin, zonder uitzicht, zonder hulp. En daar is niemand op aanspreekbaar. Kleine mid­denstanders, kunstenaars en flexwerkers, de nieuwe verliezers van de modernisering, verloren hun baan, hun inkomen en hun huis. Ook daar is niemand op aanspreekbaar. Mensen kregen hun bejaarde ouders niet meer uit het verzorgingshuis en trof­fen die zes maanden later aan, vijftien kilo afgevallen en beplakt met morfinepleisters. Niemand had hen ingelicht. Een verpleeg­ster van 24 houdt de deur op slot. Alleen en zonder steun van de directie die 15 km verder op zit, met geen andere verklaring dan het bijna huilend uitgesproken: ‘het moet van het RIVM’. En ook daar is dan niemand op aanspreekbaar. Er moest een rechter aan te pas komen om ervoor te zorgen dat de ouderen in zorginstel­lingen nooit meer zo opgesloten werden.
Dat zijn de echte problemen, waardoor mensen het vertrouwen verliezen in de overheid. De vraag is dan ook niet hoe we afstand kunnen nemen van de cognitieve gebreken van domme complotdenkers, antroposofisch of anderszins, maar hoe we in dezelfde wereld kunnen leven, dezelfde cultuur kunnen delen, dezelfde uitdagingen onder ogen kunnen zien. Het gaat hier niet om intellectuele gebreken, maar om het ontbreken van een gemeenschappelijke wereld en om het ontbreken van empathie met de verliezers.

Rechtsextremisme
De oorlogskreet ‘Rechtsextremisme!’ betekent niets anders dan: wij zullen elk verzet tegen de afbraak van de rechtsstaat brand­merken als illegitiem. Wij hoeven niet langer te onderhandelen met mensen die bescherming zoeken en die niets meer vinden aan de overkant van het ‘moderniseringsfront’. Wij zullen ons bij voorbaat van hen distantiëren. Ze zijn een overwonnen stadium in het rationaliseringproces en ongeneeslijk irrationeel. Juist dit type discours roept, aldus Bruno Latour, een hernieuwde voor­liefde voor het nationalisme op.
Wij, de bevoorrechten, die zoveel profijt hebben gehad van de overheidsmaatregelen, kunnen moeilijk begrijpen waarom andere mensen, die bescherming, veiligheid, geruststelling ver­wachten van hun land, hun provincie of traditie, zo overstuur zijn. Liever beschuldigen we hen vatbaar te zijn voor de lokroep van rechtsextremisme.
Net als enkele confessionele partijen en net als sommige filo­sofen, waaronder Ad Verbrugge en Marli Huijer, René ten Bos en de ethica Heleen Dupuis, die de coronamaatregelen van kri­tische kanttekeningen hebben voorzien, stellen antroposofen van oudsher vragen bij het zogenaamd vanzelfsprekende. En net als deze filosofen worden zij per reflex beticht van rechts-ideo­logisch denken. De bewering ‘corona drijft antroposofen in extreemrechtse armen’ is echter te veel eer. Als twee groepen samenkomen in dezelfde demonstratie dan is de vraag die de Nationale Politie zich stelt: wat veroorzaakte dit monsterver­bond? Waarom zijn deze wezensvreemde groepen op dezelfde plaats en dezelfde ruimte? Wat is er gaande dat het ondenkbare gebeurt en hoe verklaren we dit? Meestal komt men tot de con­clusie dat rechtsextremistische groepen aangetrokken worden door iedere vorm van ‘anarchisme’, en graag bereid zijn vreed­zame demonstraties met hun aanwezigheid te ontwrichten. De Nationale Politie ziet geen ‘sympathieën’, maar een nieuw feno­meen dat om analyse vraagt.
Het punt is dan ook niet of deze discussie niet gevoerd moet worden. Het punt is: volgt de gedachte ‘in antroposofische kringen bestaat sympathie voor het rechts-ideologisch gedach­tengoed’ uit de waargenomen feiten en volgt ze uit de redene­ring? De daaruit volgende vraag is of de manier waarop we onze inzichten uitdragen, een werkelijkheid beschrijft of dat zij een werkelijkheid van alternatieve feiten produceert.

Antroposofie is geen ideologie
Rudolf Steiner benadrukte dat de antroposofie geen levensbe­schouwing is, maar een wereldbeschouwing. Dat wil zeggen dat zij een benadering van de werkelijkheid is die gebaseerd is op specifieke filosofische uitgangspunten en die een samenhan­gende visie biedt op in principe alle aspecten van het leven. Een wereldbeschouwing bevat niet alleen een voorstelling van de wereld, maar ook van de mens en de plaats van de mens in die wereld. Tegelijkertijd echter noemt hij de antroposofie een geesteswetenschap. Is de antroposofie dus een wetenschap die op een wereldbeschouwing is gebaseerd? Nee, volgens Steiner niet. Steeds opnieuw betoogt Steiner dat een beoefenaar van de antroposofie zich tot de inhoud van de antroposofie verhoudt zoals een beoefenaar van de natuurwetenschappen zich ver­houdt tot zijn vakgebied. Dat wil zeggen dat een antroposoof wordt geacht niets op gezag aan te nemen, ook niet van Rudolf Steiner, maar zijn eigen waarnemingen en het eigen oordeel als uitgangspunt heeft te nemen voor zijn activiteiten. Antroposo­fie is geen ideologie.


Als rechtsfilosofen als Paul Cliteur en Andreas Kinneging con­servatieve waarden omarmen, maakt dat de Universiteit Leiden nog niet tot een rechts bolwerk. Net als in de Leidse Faculteit Rechtsgeleerdheid zul je binnen de antroposofische beweging linkse en rechtse mensen tegenkomen, en het hele scala daar­tussenin. Een geesteswetenschapper, of een antroposoof, een filosoof, of een rechtsgeleerde, is niet per definitie rechts of links. Ze komen voor in alle maten en soorten. De impliciete vraag van het artikel is dan ook niet of de antroposofie deugt. De impliciete vraag van alle tijden is of wij deugen.Ons vermogen om sociaal met elkaar om te gaan is na een jaar zonder levende sociale contacten onder druk komen te staan. Onze eenzame staat in een lockdown en de fysieke menselijke omgang die we daarbij zo enorm missen, vergroot het probleem van de a-socialiteit tot in het oneindige. Dat is wat we om ons heen zien en in onszelf aantreffen. Steiner geeft twee oefenin­gen om deze neiging te overwinnen. De ene is het ontwikkelen van een werkelijke belangstelling voor de gedachten van ande­ren, zelfs als ze volkomen verkeerd zijn. De tweede is een groot, volwassen enthousiasme voor idealen in plaats van de decon­structie van de idealen.


Désanne van Brederode is een integere persoonlijkheid, en zeker, zo wil zij benadrukt hebben: zij is misschien geen ‘echte’ antro­posoof. Ik kom tot de conclusie dat het niets kan worden metde roman over die antroposofische burgemeester. Niet omdat een burgemeester geen antroposoof kan zijn, niet omdat antro­posofen ‘de waarheid niet verdragen; maar omdat antroposofie een geesteswetenschap is, en dus geen waarheid claimt, slechts de bereidheid te onderzoeken. Antroposofie is zeer concreet en zeer betrokken op de samenleving. Het is denken met hoofd, hart en handen. Het is denkend, gedreven door mededogen met de ander, in de wereld handelend, gemeenschappen bouwen van mensen die elkaar dragen. Het brengt instituties voort, zoals vrijescholen en heilpedagogische instituten en biologisch-dyna­mische landbouwbedrijven, waar de menselijkheid en het ver­trouwen in de samenleving wordt hersteld. leder antroposofisch onderzoek begint bij de verschijnselen zoals ze zich voordoen. Daarbij doen antroposofen dezelfde waarnemingen als reguliere onderzoekers. Ze onderschrijven die waarnemingen, zeker, maar gaan, ook in dit geval, niet zomaar mee in de gevolgtrekkingen.

Gerrie Strik
Rector Vrije Hogeschool in Zeist.

Verschenen in Motief editie mei 2021
Lees hier meer artikelen over de Vrije Hogeschool in het nieuws


Deel deze pagina: